We moeten sinds 2013 langer doorwerken tot we met pensioen kunnen, maar werkgevers spannen zich steeds minder in om dat mogelijk te maken. Dat concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in een onderzoek dat dinsdag verschijnt. Werkgevers gebruikten tussen 2003 en 2015 minder vaak taakverlichting, vrijstelling van overwerk of aangepaste werktijden. Demotie kwam wel vaker voor, maar op zeer beperkte schaal.

Met de mond belijden werkgevers doorgaans dat het thema duurzame inzetbaarheid extreem belangrijk is, maar gebrek aan budget, kennis en hoge werkdruk staan in de weg, vermoedt onderzoeker Patricia van Echtelt. Een groeiende meerderheid van werkgevers (60%) wil wel dat werknemers doorwerken tot na hun zestigste, benadrukt ze. De acceptatie lag in 2005 nog rond de 40%. Ruim driekwart vindt dat 55-plussers even goed functioneren als jongeren, en 12% vindt zelfs dat zij beter presteren.


Bouwplaats
Werkgeversorganisaties in de metaal, bouw en installatiebranche waarschuwden eerder dit jaar dat het mensen in zware beroepen niet ging lukken om de extra jaren als gevolg van de verhoogde AOW-leeftijd tot 67 jaar vol te houden. Zij riepen op tot een landelijke regeling en vroegpensioen voor zware beroepen, maar staatssecretaris Jetta Klijnsma (Sociale Zaken) kaatste de bal terug: de sociale partners zijn zelf aan zet en moeten inzetbaarheid van oudere werknemers regelen in hun cao’s, zei ze.
Ontziemaatregelen
Het langer doorwerken wringt met name in de sectoren industrie, bouw en de zorg, waar relatief veel werknemers uitstromen wegens ziekte, zo blijkt uit het SCP-rapport. Bedrijven in de bouw en industrie bieden relatief weinig scholing en studieverlof aan, en werknemers vragen er zelf ook minder vaak om. Werk-naar-werkbegeleiding is er een ondergeschoven kindje. In de zorg is naast ziekte vooral arbeidsongeschiktheid een knelpunt, en werkgevers zijn er relatief pessimistisch over het doorwerken na het zestigste jaar.

De verminderde inspanningen worden deels ingegeven door de overheid: de lonen van oudere werknemers moeten meer in lijn komen met hun productiviteit, om te voorkomen dat zij uit de markt worden geprijsd. Bonden en werkgevers bouwen daarom sinds enkele jaren ontziemaatregelen zoals ouderenverlof af in cao’s.
Maar er komt bitter weinig voor terug, benadrukt het SCP. Een verhoogde investering in scholing blijft uit: het onderwerp stond in 2015 wel wat hoger op de prioriteitenlijstjes van werkgevers dan in 2013, maar het aantal aanvragen voor studieverlof is al tien jaar stabiel. Het aandeel van bedrijven met werknemers die cursussen volgen ligt al sinds 1994 tussen de 70% en 80%. Hier speelt ook de toenemende flexibilisering een rol: werkgevers investeren doorgaans minder in hun flexibele krachten dan de vaste.

Klijnsma heeft eerder dit jaar de opties onderzocht voor een reeks zware beroepen die in aanmerking zouden komen voor vroegpensioen. Een landelijke regeling is echter onhaalbaar wegens definitieproblemen, zo concludeerde ze. Ook het kabinet-Rutte III benadrukt in het regeerakkoord dat het ‘de primaire verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers’ dat werknemers inzetbaar blijven. Maken de sociale partners geen serieuze afspraken over scholing en mobiliteit, dan ‘zal het kabinet niet aarzelen om daaraan consequenties te verbinden.’

Helemaal onderaan op de prioriteitenlijstjes bungelt het in dienst nemen van arbeidsbeperkten, zo blijkt uit het SCP-onderzoek: slechts 11% van werkgevers ziet daar de komende twee jaar ruimte voor. Maar liefst de helft sluit het uit, vanwege gebrek aan functies of capaciteit voor begeleiding. Bijna de helft van werkgevers blijkt ook niet op de hoogte van de subsidieregelingen die ervoor in het leven zijn geroepen, zoals de no-riskpolis of de korting op sociale verzekeringen.